zondag 18 januari 2009

Taos, New Mexico (1998)



















Het voelde bijna als verraad. Alsof ik op mijn fiets een bedreiging vormde voor de indianen. Terwijl ik als kind tijdens het cowboytje spelen toch altijd de zijde had gekozen van de roodhuiden. En nu dit.
Wat was het geval? Ik fietste van Taos naar het nog geen twee kilometer verder gelegen Taos Pueblo. Maar ik was nog maar net het indianenreservaat binnengefietst, of ik werd teruggestuurd. “Hé, jij daar, afstappen”, klonk het door een megafoon. Verbaasd keek ik achterom. In een slordige auto met enige kenmerken van een politiewagen maakte iemand duidelijk dat ik niet verder mocht fietsen. Het was de reservaatpolitie. De indiaanse agent stapte uit en vroeg of ik de borden niet had gezien. “Welke borden?”, antwoordde ik naar waarheid. “Je mag niet fietsen in het reservaat”, sprak hij streng. “Je moet terug.” Een nadere verklaring zat er niet in. “Het is de wet.”
Het door Unesco tot werelderfgoed uitgeroepen Taos Pueblo met zijn adobe huizen in meerdere woonlagen heb ik niet gezien. Het indianenreservaat is verboden voor fietsers en trouwens ook voor wandelaars, zo ontdekte ik op het tamelijk onopvallende bord dat ik op de terugweg dus toch nog zag staan. Naar Taos Pueblo kun je alleen maar met de auto. Echte Amerikanen dus, die indianen...
Ik zocht mijn heil noodgewongen in Taos. Voor een videotheek aan de Paseo Del Pueblo Sur, de belangrijkste straat, stond een groep jongens met opgeschoren kapsels. Ze leunden tegen pick-up trucks met verhoogd chassis en zo af en toe scheurden ze er mee weg. In een opgepimpte klassieker die langs reed, zaten enkele jonge Mexicanen. Heel even slechts keken ze opzij. De achterkant van de auto, een low-rider, sleepte over de weg en veroorzaakte een vonkenregen.
Taos, een stadje van nog geen vijfduizend inwoners in het noorden van New Mexico, is bekend om de indiaanse pueblo, de Spaanse invloeden en de aantrekkingskracht op kunstenaars. In 1898 strandden de schilders Bert Phillips en Ernest Blumenschein er door een gebroken wagenwiel. Ze bleven er hangen en vonden in de fantastische natuur rondom veel inspiratie. De fotograaf Ansel Adams, schilder Georgia O’Keeffe, schrijver D.H. Lawrence, ze hebben allemaal bijgedragen aan de reputatie van Taos als een kunstenaarskolonie.
De sympathie die ik vooraf had gehad voor Taos was op de proef gesteld door een strenge indiaan en opgeschoten jeugd. Zelfs in dit stadje, dat in de jaren zestig en zeventig een toevluchtsoord was voor hele horden hippies, was je blijkbaar een nobody zonder een auto onder je kont. Terwijl toch echt niet iedereen er rondreed in een exemplaar als deze prachtige two-tone Pontiac uit de jaren vijftig.

Geen opmerkingen: