zondag 12 april 2009

Jackson County, Mississippi (1996)

Er heerste een sfeer van afnemende tolerantie in het groepje dat van Californië naar Florida fietste. Albrecht, een alternatieve Duitser die fietste met sandalen aan zijn voeten, was weer eens ontevreden. Deze keer ging het over de halfvolle potten pindakaas en jam die we ‘s ochtends na het ontbijt bij het vuilnis gooiden. Verkwisting volgens Albrecht, die vond dat we die potten best konden meenemen voor de volgende ochtend. Maar hij stond alleen in zijn opvatting.
We waren in Mississippi en brachten de nacht door op een camping in het bos. Eigenlijk bood het uiterste zuiden van Mississippi, waar we in anderhalve dag doorheen fietsten, niets anders dan bos. Terwijl we aan picknicktafels zaten te eten, hoorden we in de verte een auto hard remmen, vervolgens een klap en toen helemaal niets meer. Behalve Albrecht die gewoon doorging met mokken. Een kampeerder vertrok in zijn bestelbus om poolshoogte te nemen. Het was inmiddels donker en in dit verlaten oord was het niet ondenkbaar dat een verkeersongeluk onopgemerkt zou blijven. Een tijdje later kwam hij terug. Twee jongens stapten uit. Ze waren uit de bocht gevlogen. Ze waren er goed afgekomen, maar liepen nu wel verdwaasd door het bos.
De volgende ochtend fietste ik op met Suzy, een sportieve southern belle uit Georgia met een harde schorre stem die niet lang na deze fietsreis zou trouwen. Terwijl we over Old Biloxi Road reden, vertelde ze dat haar vorige vriend zelfmoord had gepleegd anderhalf jaar nadat ze uit elkaar waren gegaan.
Mississippi was een beklemmend oord. De blues hing er rond de bomen en liet niet los. Hier ontstonden dus die rauwe bluesplaten op het Fat Possum-label. Gemene oude zwarte mannen met gitaren als roestige handzagen. De enige versiering van het landschap was af en toe en toe een gedumpt bankstel of wat andere huisraad op een open plek. Rond de vervallen houten woningen was de rotzooi al even groot. Voor een eetgelegenheid stond een verroeste afvalcontainer met een achtergelaten leeg flesje bier.
Het was moeilijk om er de schoonheid in te ontdekken. Toch vond de fotograaf William Eggleston hier inspiratie. In het boek The Democratic Forest legt hij in het nawoord uit dat eigenlijk alles de moeite waard is om een foto van te nemen. Het bos, afval, een stukje asfalt hier en daar. Democratisch fotograferen noemt hij het. Een van de foto’s uit het boek werd door Green On Red gebruikt voor de hoes van Here Come The Snakes. Ook Big Star (het peertje aan een rood plafond op Radio City), Alex Chilton (de poppen op de motorkap van Like Flies On Sherbert) en Primal Scream (de in neon uitgevoerde confederate flag op Give Out But Don’t Give Up) deden een beroep op Eggleston.
Vlak voordat we Alabama binnenfietsten kwam Albrecht langszij. Hij vertelde me dat de Amerikanen in de groep nogal moeite hadden met mijn enthousiasme over het boek God’s Own Junkyard dat ik in Alpine, Texas, had gekocht. Tsja. Zouden ze de foto’s van William Eggleston kennen? En wat vonden ze eigenlijk van Mississippi?

Geen opmerkingen: